In de met mij afgesloten vaststellingsovereenkomst is een geheimhoudingsplicht opgenomen. 

Nu gemeente Roosendaal zich mijns inziens niet aan de afspraken houd, heb ik mij nader verdiept in het feit dat een geheimhoudingsclausule wordt opgenomen in een VSO.

Een analyse door AI leverde de volgende argumenten op, waarom deze handelswijze strijdig kan zijn met transparant bestuur en wanneer e.e.a. feitelijk niet zou mogen.

 

Waarom een geheimhoudingsplicht in een VSO met een burger fundamenteel onverenigbaar is met een integere overheid

Het opleggen van een geheimhoudingsverplichting aan een burger in het kader van een vaststellingsovereenkomst met een overheidsinstantie is juridisch, bestuurlijk en moreel uiterst laakbaar. Een dergelijke bepaling vormt een ernstige aantasting van het transparantiebeginsel, het legaliteitsbeginsel en het recht op vrije meningsuiting. Zij is daarmee in strijd met de kernwaarden van de democratische rechtsstaat.

1. In strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur

Het bestuursrecht wordt beheerst door fundamentele normen van behoorlijk bestuur, zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tot die normen behoren:

  • Transparantie en openbaarheid (artikel 3:2 Awb: zorgvuldige voorbereiding; artikel 3:4 Awb: belangenafweging);

  • Verantwoording over overheidshandelen, met name waar het gaat om fouten, misstanden of onbehoorlijk optreden;

  • Evenwichtigheid en proportionaliteit in machtsuitoefening.

Het contractueel tot zwijgen verplichten van een burger over potentieel onbehoorlijk of zelfs onrechtmatig overheidshandelen is in wezen een bestuurlijke schending van deze normen. Het tast het publieke belang aan.

2. Misbruik van machtspositie

Wanneer de overheid geheimhouding bedingt in ruil voor een schikking, erkent zij impliciet het bestaan van feiten die het daglicht niet kunnen verdragen. Deze praktijk getuigt van machtsmisbruik: een ongelijkwaardige onderhandelingspositie wordt benut om openbaarheid van onrecht te voorkomen.

Dit is des te schrijnender wanneer de burger zich in een afhankelijke of kwetsbare positie bevindt — zoals vaak het geval is bij langdurige conflicten, schadeclaims of integriteitsschendingen.

3. Ondergraving van de democratische controle

De overheid heeft een grondwettelijke plicht tot openbaarheid van bestuur (artikel 110 Grondwet). Dit impliceert dat misstanden niet mogen worden afgeschermd via privaatrechtelijke weg, laat staan onder geheimhouding. Iedere overeenkomst die deze openbaarheid doorkruist, heeft een anti-democratisch effect: zij onttrekt potentieel ernstig wangedrag aan parlementaire en maatschappelijke controle.

4. In strijd met het EVRM

Artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (vrijheid van meningsuiting) beschermt ook het recht van burgers om te spreken over misstanden die hen zijn aangedaan. De jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens maakt duidelijk dat ‘gag orders’ — zwijgbedingen — in de context van publiek belang zeer kritisch worden beoordeeld.

5. Geen legitiem belang

Geheimhouding kan in uitzonderlijke gevallen gerechtvaardigd zijn — bijvoorbeeld om de persoonlijke levenssfeer van derden te beschermen — maar nimmer om de reputatie van een bestuursorgaan te redden ten koste van waarheid en publieke verantwoording. Wanneer de enige functie van de geheimhouding is om bestuurlijke aansprakelijkheid of politieke schade te voorkomen, is sprake van een onaanvaardbare doofpotcultuur.


Conclusie

Het opleggen van een geheimhoudingsbeding aan een burger in een vaststellingsovereenkomst die het handelen van de overheid betreft, is een vorm van institutionele zelfbescherming die haaks staat op het beginsel van integriteit. Het is niet slechts onwenselijk — het is onrechtmatig in morele zin, in strijd met de rechtsstatelijke orde, en onverenigbaar met het vertrouwen dat de overheid moet genieten.

Een integere overheid heeft niets te verbergen.